Wet opheffing verpandingsverboden

Op 4 maart 2025 heeft de Eerste kamer het wetsvoorstel Wet opheffing verpandingsverboden aangenomen. Deze wet treedt per 1 juli 2025 in werking. Door deze wet is het niet meer mogelijk om af te spreken dat zakelijke vorderingen niet overgedragen of verpand kunnen worden. Met deze wijziging wil de overheid het gemakkelijker maken voor het midden- en kleinbedrijf om kredieten aan te trekken. In dit artikel leggen wij uit wat er wijzigt.

Hoe is het nu geregeld?

Volgens de huidige wetgeving zijn vorderingsrechten in principe overdraagbaar of verpandbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich tegen overdracht verzet.

Voor vorderingsrechten kunnen de partijen bij die vordering ook samen afspreken dat een vordering niet overdraagbaar is of dat daarop geen pandrecht kan worden gevestigd. Dat kan eenvoudig door dit bijvoorbeeld in de geldleningsovereenkomst op te nemen. Dergelijke bepalingen worden vaak opgenomen. Schuldenaren willen vaak niet met een andere schuldeiser geconfronteerd worden en zo is duidelijk aan wie zij uiteindelijk moeten betalen.   

Wat wordt de nieuwe regeling?

In de wet wordt een bepaling toegevoegd, waar in staat dat bij zakelijke vorderingen de overdraagbaarheid of verpandbaarheid niet langer kan worden uitgesloten. Dergelijke afspraken zijn vanaf de inwerkingtreding van de wet nietig.

Ook afspraken waarmee geprobeerd wordt de overdracht of het verpanden van een vordering te beperken zijn nietig. Bijvoorbeeld een afspraak op grond waarvan de schuldeiser voorafgaande instemming van zijn contractspartij moet vragen of een boete moet betalen als hij de vordering toch overdraagt.

Om de schuldenaren te beschermen, bepaalt de nieuwe regeling ook dat de mededeling die bij een overdracht of verpanding van een vordering aan de schuldenaar moet worden gedaan, schriftelijk plaatsvindt. Zo is voor de schuldenaar duidelijk aan wie hij moet betalen.

Uitzonderingen

De nieuwe regels gelden niet voor geldvorderingen:

  • op grond van een betaal- of spaarrekening;
  • op grond van een krediet- of geldleningsovereenkomst waarbij meerdere kredietgevers betrokken zijn;
  • van clearinginstellingen;
  • die worden betaald op zogenaamde G-rekeningen.


Op deze vorderingen blijft de oude regeling van toepassing. Hiervoor kan dus worden afgesproken dat deze niet overdraagbaar of verpandbaar zijn.

Waarom wordt deze regeling ingevoerd?

Het doel van de wet is verruiming van de kredietmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf. Daarmee kunnen onnodige liquiditeitsproblemen worden voorkomen en kunnen middelen vrijkomen voor investeringen en innovatie. Bedrijven kunnen na inwerkingtreding van de wet namelijk hun vorderingen, waarvan de overdraagbaarheid of verpandbaarheid eerder was uitgesloten, gebruiken als zekerheid voor financieringen. De verwachting is dat het voor bedrijven met deze wet gemakkelijker wordt krediet aan te trekken en een aanzienlijke kredietruimte zal opleveren.

Bovendien gelden in onder meer Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk al vergelijkbare regelingen. Door de wet wordt het speelveld met deze landen meer gelijkgetrokken.

Vanaf wanneer geldt dit?

De Wet opheffing verpandingsverboden treedt in werking vanaf 1 juli 2025. Vanaf dat moment zijn nieuwe afspraken direct ongeldig. Bestaande afspraken blijven nog drie maanden geldig. Deze zijn vanaf 1 oktober nietig. Ondernemers krijgen hiermee drie maanden de tijd om bestaande afspraken aan te passen.

Tot slot

Wilt u meer informatie of heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan gerust contact met ons op via uw relatiebeheerder, telefonisch via 040 – 2 504 504 of via onderstaand contactformulier.

Deel dit bericht

Tips, advies en nieuws van de beste uit het vak

Vrijblijvend advies

Tips, advies en nieuws van de beste uit het vak