Op 2 juni 2022 oordeelde het Gerechtshof Amsterdam dat de inhoudingsvrijstelling voor de dividendbelasting niet van toepassing was in twee casussen waarbij de aandelen in een Nederlandse vennootschap worden gehouden door een Belgische BVBA en een Belgische NV. Wij verwijzen hiervoor naar ons eerdere artikel.
De Hoge Raad heeft op 18 juli 2025 haar oordeel hierover gegeven. In beide casussen volgt de Hoge Raad het oordeel van het Gerechtshof en is de inhoudingsvrijstelling niet van toepassing verklaard. Dit betekent dat over de dividenduitkeringen uit 2018 door de Nederlandse vennootschappen aan haar Belgische aandeelhouders (5%) Nederlandse dividendbelasting is verschuldigd.
Wetgeving
Indien een Nederlandse vennootschap een dividenduitkering doet aan een buitenlandse aandeelhouder (vennootschap) kan de inhoudingsvrijstelling van toepassing zijn indien 1) een dividenduitkering gedaan wordt aan een aandeelhouder in een land waarmee Nederland een belastingverdrag gesloten heeft en welke 5% of meer van de aandelen houdt.
De vrijstelling wordt niet verleend indien er sprake is van misbruik, oftewel een kunstmatige structuur welke niet is opgezet om zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen en als hoofddoel of een van de hoofddoelen heeft om (dividend)belasting te ontgaan. In de praktijk wordt dit de objectieve- en subjectieve toets genoemd.
Een kunstmatige structuur kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij passieve buitenlandse houdstermaatschappijen en/of bij geen bemoeienis van de aandeelhouder in de Nederlandse deelneming welke het dividend uitkeert.
Casussen
In de eerste casus is de inhoudingsvrijstelling geweigerd omdat de Belgische BVBA geen materiele onderneming drijft, maar de Nederlandse deelneming passief houdt als portfolio investering.
Ondanks dat in de tweede casus de Belgische NV een materiële onderneming drijft is de inhoudingsvrijstelling geweigerd, omdat de aandelen in de Nederlandse BV als portfolio investering werden gehouden en geen bemoeienis in de Nederlandse deelneming aan de orde was. Het aandelenbelang kan niet functioneel worden toegerekend aan het ondernemingsvermogen van de aandeelhouder.
Bevindingen
Beide casussen zijn zeer feitelijk van aard en in beginsel geeft de Hoge Raad enkel aan dat de arresten van Gerechtshof Amsterdam geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting geven.
Naar onze mening zijn onder andere de volgende zaken uit de arresten van het Gerechtshof Amsterdam en de Hoge Raad relevant:
- Een structuur die oorspronkelijk is opgezet om zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen, kan later als kunstmatig worden aangemerkt als de omstandigheden veranderen maar de structuur desondanks blijft bestaan.
- De wegdenkgedachte in de subjectieve toets, waarbij de directe aandeelhouder wordt weggedacht om te bepalen of dan Nederlandse dividendbelasting verschuldigd is, lijkt niet strijdig om aan de misbruiktoets uitleg te geven.
- Het feit dat een houdstervennootschap een materiële onderneming drijft, voorkomt misbruik niet automatisch. De aandelen moeten aan het ondernemingsvermogen kunnen worden toegerekend (functioneel). Er dient sprake te zijn van actief beheer en/of bestuur over deze deelnemingen.
- De situatie waarbij een Nederlandse (passieve houdster) vennootschap aandelen houdt in een Nederlandse deelneming is geen gelijk geval aan het houden van de aandelen in een Nederlandse deelneming door een buitenlandse (passieve houdster) vennootschap.
- Er dient gekeken te worden of de ontvanger feitelijk zeggenschap heeft over de ontvangen dividenden, ook indien er geen verplichting was om de dividenden onmiddellijk door uit te keren.
Praktijk
Met deze recente uitspraken is er voor de praktijk enige duidelijkheid over de toepassing van de anti-misbruik bepaling en biedt de Hoge Raad een aantal handvatten hoe te beoordelen of sprake zou zijn van misbruik. In de praktijk is voor internationale holdingstructuren vooral van belang dat bij dividenduitkeringen per deelneming bovengenoemde misbruiktoets wordt afgelegd. Samenvattend dient er een link te bestaan tussen de Nederlandse deelneming en de onderneming van de aandeelhouder, bijvoorbeeld actief management, betrokken in beleidsbeslissingen, etc.
Met name indien er sprake is van buitenlandse passieve houdstervennootschappen, gehouden portfolio investeringen en/of geen bemoeienis met de Nederlandse deelneming door de aandeelhouder is aandacht vereist.
Overig
Onder het nieuwe nog niet in werking getreden verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en België geldt dat het tarief in dergelijke situaties 15% kan bedragen (in plaats van huidige 5%). Daarnaast is de vraag of België de deelnemingsvrijstelling toepast op het ontvangen dividend door de Belgische vennootschappen.
Tenslotte
Bent u voornemens om dividenden uit te keren van een Nederlandse deelneming naar een buitenlandse houdstervennootschap, actief of inactief, laat u dan goed adviseren vooraf. Uw contactpersoon bij Govers helpt u hierbij graag verder.