In de praktijk kan het voorkomen dat een onderneming naast de reguliere btw-belaste ondernemersactiviteiten, ook een effectenportefeuille aanhoudt (bijvoorbeeld voor overtollige kasgelden). Onlangs is door Rechtbank Gelderland een relevant arrest gewezen inzake het recht op btw-aftrek als gevolg van het aanhouden van een effectenportefeuille. De Rechtbank heeft in deze zaak geoordeeld dat er geen recht op btw-aftrek bestaat voor kosten die rechtstreeks samenhangen met het vermogensbeheer van deze effectenportefeuille. Daarnaast oordeelde de Rechtbank dat deze activiteiten leiden tot een beperking van het recht op btw-aftrek op algemene kosten, zoals accountantskosten.
Feiten
In deze zaak ging het om een onderneming die btw-belaste adviesdiensten verrichtte en daarnaast een omvangrijke effectenportefeuille aanhield, beheerd door twee banken. De beleggingen werden volgens de onderneming aangehouden ter dekking van toekomstige verplichtingen, zoals uitkeringen uit de oudedagsvoorziening, maar ook om actief te kunnen participeren in ondernemingen en borg te kunnen staan voor klanten waarvoor zij adviesdiensten verricht.
Recht op btw-aftrek
De Rechtbank komt uiteindelijk tot de conclusie dat er geen recht op btw-aftrek bestaat voor kosten die zijn gemaakt voor het houden van de effectenportefeuille. De Rechtbank is van mening dat in casus het aanhouden van de effectenportefeuille geen ‘rechtstreeks, duurzaam en noodzakelijk verlengstuk’ vormt voor de btw-belaste adviesdiensten. Daarnaast zijn deze kosten niet doorberekend in de prijs van btw-belaste adviesdiensten.
Wat betreft de algemene kosten van de onderneming, zoals de accountantskosten, oordeelt de Rechtbank dat de btw op deze kosten slechts gedeeltelijk aftrekbaar is. De hoogte van de btw-aftrek wordt bepaald door de zogeheten ‘pre pro rata-methode’ waarbij gekeken wordt naar de verhouding tussen de economische activiteiten (de adviesdiensten) en de niet-economische activiteit (het houden van de effectenportefeuille). Er bestaat echter geen vaste methode hoe deze verhouding berekend moet worden. De inspecteur stelt de pre pro rata vast op 50%, gebaseerd op de verhouding tussen de omzet uit de adviesdiensten en de omzet behaald met het houden van de effectenportefeuille. Hier is de Rechtbank in meegegaan.
Samenvattend heeft de Rechtbank geoordeeld dat de btw op kosten die direct toerekenbaar zijn aan de effectenportefeuille in zijn geheel niet aftrekbaar is en dat de btw op de algemene kosten slechts gedeeltelijk (50%) in aftrek kan worden gebracht.
Aandachtspunten
Deze zaak onderstreept dat het aanhouden van een effectenportefeuille ervoor kan zorgen dat een deel van het recht op btw-aftrek kan worden ingeperkt. Alleen wanneer voldoende kan worden aangetoond dat de effectenportefeuille daadwerkelijk wordt aangehouden ten behoeve van de btw-belaste activiteiten, is (gedeeltelijke) aftrek onder voorwaarden mogelijk. Voor ondernemers die naast hun reguliere activiteiten, ook een beleggingsportefeuille aanhouden, is het daarom van belang om goed te kijken naar de btw-behandeling van hun kosten.
Ook ingeval uw onderneming leningen verstrekt en hiervoor een rentevergoeding ontvangt, kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van uw btw-aftrek.
Mocht u naar aanleiding van dit nieuwsbericht vragen hebben over uw specifieke situatie, dan kunt u contact met ons opnemen via 040 – 2 504 504 of via btw@govers.nl. Wij denken graag met u mee over de (on)mogelijkheden ten aanzien van de aftrek van btw op uw kosten.